Dierproeven in Nederland

Achter gesloten deuren worden in ongeveer 70 Nederlandse laboratoria zo'n 560.000 dieren gebruikt in experimenten. Nog eens 400.000 proefdieren worden nooit gebruikt in experimenten: zij zijn teveel gefokt, zijn ziek of hebben het 'verkeerde' geslacht! Opgeteld zijn dat bijna 1 miljoen proefdieren in Nederland!

  • De dieren worden gefokt in speciale proefdierfokkerijen in binnen- en buitenland. Jaarlijks worden tussen de 14.000 en 30.000 dieren uit het buitenland geïmporteerd. Deze dieren hebben vaak een lange reis achter de rug in kleine transportboxen in slecht geventileerde busjes en vliegtuigruimen.
  • De Nederlandse overheid geeft jaarlijks ontheffingen voor zo'n 20.000 proefdieren die niet afkomstig zijn van een speciale proefdierinstelling: dat kan een particulier zijn die honden of andere diersoorten fokt.
  • Er worden honden, muizen, apen, katten, hamsters, varkens, vissen, kippen, ratten, vogels, cavia's, koeien, fretten, schapen en geiten gebruikt in experimenten. Van al deze dierproeven zijn 3 van de 4 niet eens wettelijk verplicht.
  • Vreselijke testen worden op dieren uitgevoerd. Een greep uit het 'Zodoende' rapport van de overheid: Het toedienen van traumatiserende psychische prikkels, het opwekken van ontstekingen / infecties, het toedienen van stoffen via de luchtwegen, bestraling met schadelijke effecten, acuut toxiciteitonderzoek gepaard met letaliteit etc., etc.
  • De dierproefnemer kan zelf aangeven hoeveel een dier lijdt en vult hier een rapport voor in dat jaarlijks verwerkt wordt in het 'Zodoende' rapport: de dierproefnemer vond dat in 2008 20.972 dieren pijn moesten lijden en 'slechts' 181 dieren zeer ernstige pijn. Hoeveel dieren daadwerkelijk lijden weet niemand. Geen enkele onafhankelijke controleur houdt toezicht op het lijden van dieren.
  • Een zogenoemde Dierexperimentencommissie legitimeert de testopzetten jaarlijks. Deze besloten commissie bestaat voor een groot deel uit dierproefnemers en (ex)werknemers van een instelling. Opnieuw keurt de slager dus zijn eigen vlees. Het zal u dan ook niet verbazen dat er jaarlijks zo'n 4500 adviezen worden gegeven aan de dierproefnemers over de opzet van een proef: hierbij werden in 2008 slechts 3 onderzoeksverzoeken afgewezen.
  • Het zal u ook niet verbazen dat menig dierproefcentrum een vesting is waar pottenkijkers niet gewenst zijn. Zelfs Tweede Kamerleden krijgen vaak geen toegang tot een laboratorium met proefdieren!

Zijn Dierproeven betrouwbaar?

Dierproefnemers en anderen met aantoonbare belangen bij de voortzetting van dierproeven, beweren met de regelmaat van de klok dat dierproeven een "noodzakelijk kwaad" zijn en, in bepaalde gevallen, onvervangbaar. In dit stuk wordt uiteengezet waarom dierproeven, als uiterst onbetrouwbare techniek bij onderzoek voor menselijke doeleinden, ook vanuit wetenschappelijk oogpunt absoluut onwenselijk zijn. De motieven voor deze claims moeten dan ook heel ergens anders gezocht worden.

Het overgrote merendeel (92%) van de kandidaatgeneesmiddelen die als veilig worden aangemerkt na dierproeven, wordt tijdens klinische studies op mensen alsnog afgekeurd vanwege schadelijkheid of een gebrek aan gunstige effecten.

Van de medicijnen die wel worden toegelaten op de markt, wordt ruim de helft in een later stadium weer teruggehaald of krijgt (additionele) waarschuwingen op de labels en bijsluiters.

Negatieve bijwerkingen van voorgeschreven medicijnen behoren daarnaast tot de voornaamste niet-natuurlijke doodsoorzaken in de Verenigde Staten en eisen daarbij jaarlijks meer levens dan diabetes, longaandoeningen, AIDS en verkeersongevallen.

Ook in Groot Brittannië maken zogenaamde Adverse Drug Reactions elk jaar duizenden dodelijke slachtoffers en zijn verantwoordelijk voor miljoenen ziekenhuisopnames.

Vergelijkbare cijfers zijn ook beschikbaar voor andere landen in de Westerse Wereld.

Essentiële biologische verschillen

Onderzoek op volstrekt andere diersoorten is vanwege aanzienlijke anatomische, fysiologische en genetische verschillen, alsmede verschillen in het immuunsysteem, orgaanstructuur- en functie, metabolisme, chemische absorptie en de inherente gevoeligheid van celpopulaties voor gifstoffen, niet betrouwbaar in het verkrijgen van inzicht over de werking van het menselijk lichaam, het ontstaan van ziektes bij mensen en bijvoorbeeld de mogelijke schadelijk effecten van medicijnen binnen het menselijk biologisch systeem.

Deze verschillen gelden bovendien ook voor andere diersoorten onderling; ratten en honden bijvoorbeeld zijn biologisch gezien zeer verschillend en zelfs tussen ratten en muizen bestaan substantiële verschillen. Hieronder een aantal voorbeelden:

  • Kleinere diersoorten hebben, in verhouding tot grotere diersoorten, grotere organen, een kortere bloedcirculatie en een sneller metabolisme.
  • Verschillende diersoorten hebben verschillende stofwisselings-enzymen die verantwoordelijk zijn voor het afbreken van chemische stoffen in het lichaam. De (eind)producten die na deze afbraak ontstaan (metabolieten) kunnen zeer giftig zijn. Zo is het mogelijk dat een medicijn veilig lijkt bij testen op dieren, maar in mensen giftig blijkt door een metaboliet dat alleen geproduceerd wordt bij afbraak door mensspecifieke enzymen.
  • De anatomie van de darmen en de (mate van) aanwezigheid van diverse bacteriën varieert per diersoort en beïnvloed de absorptie van een geneesmiddel dat via het maagdarmstelsel het lichaam binnenkomt.
Dergelijke verschillen kun je niet zomaar overbruggen met behulp van een rekensommetje (het zogenaamde "extrapoleren") om zo tot resultaten te komen die relevant zijn voor de menselijke situatie, zoals dierproefnemers graag beweren. Het gaat hier om complexe levende organismen met biologische systemen die wezenlijk van elkaar verschillen, niet om een simplistisch wiskundig probleem.

De afhankelijkheid van en het vertrouwen op data verkregen uit proefdieronderzoek als graadmeter voor toepassing op mensen leidt tot een zeer groot en onaanvaardbaar risico op onverwachte effecten en gebeurtenissen.

Ondetecteerbare Bijwerkingen

Veel negatieve bijwerkingen (van uitgeteste chemicaliën of kandidaatmedicijnen bijvoorbeeld) zijn niet uitwendig zichtbaar of meetbaar en kunnen daardoor in dierexperimenten ook niet worden vastgesteld.

Zo behoren kwalen als hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, vermoeidheid, depressie, verwarring en dubbelzicht tot de meest voorkomende negatieve neveneffecten van medicijnen, maar zijn er niet of nauwelijks mogelijkheden om deze in (proef)dieren te detecteren. Daar waar mensen (in bijvoorbeeld klinische studies) kunnen aangeven of ze hier last van hebben, kunnen we met dieren niet communiceren om hier achter te komen.

Conclusie

Bovenstaande punten wijzen er op dat dierproeven vanwege onoverbrugbare verschillen tussen mensen en andere diersoorten zeer slecht (of eigenlijk, in het geheel niet) in staat zijn om effectief iets te voorspellen of te leren over menselijke ziektebeelden en de mogelijke effecten van een behandeling daarvan met behulp van een specifiek geneesmiddel.

Des te meer omdat dierproeven plaatsvinden onder omstandigheden die totaal niet vergelijkbaar zijn met de natuurlijke omstandigheden waarin menselijke patiënten verkeren. Desondanks zijn dierproeven wettelijk verplicht gesteld.

Lees hier waarom

Voor bepaald onderzoek met betrekking tot de ontwikkeling van geneesmiddelen zijn de dierproeven dus verplicht, terwijl in vitro (celcultuur) en/of in silico (computergestuurd) onderzoek met menselijke data slechts optioneel is.

De (primaire) afhankelijkheid van misleidend dierproefonderzoek kost niet alleen talloze dierenlevens, het staat eveneens medische vooruitgang in de weg en resulteert jaarlijks, in Nederland alleen al, in verkwisting van miljoenen aan onderzoeksgeld.

Zeker zo zorgwekkend is dat de onbetrouwbaarheid van dierproeven aantoonbare gevaren oplevert voor de volksongezondheid onder mensen; niet alleen lopen menselijke proefpersonen (vrijwilligers) een verhoogd (en vaak zelfs aanzienlijk) risico tijdens klinische studies, ook worden er regelmatig onveilige medicijnen toegelaten tot de markt die jaarlijks duizenden, al dan niet dodelijke, slachtoffers maken.

Bewijs voor de onbetrouwbaarheid van dierproeven wordt her en der ook direct geleverd door dierproefnemers zelf. Er is legio bewijs waar bevindingen uit dierexperimenten door onderzoekers aan de kant worden geschoven als zijnde "irrelevant" (voor mensen). Zo komt het dikwijls voor dat preklinisch onderzoek op dieren niet het verwachte (lees: het gewenste) resultaat oplevert. Men hoopt voornamelijk te "bewijzen" (in dieren) dat een kandidaatmedicijn een gunstige werking heeft en verder niet schadelijk is.

Wanneer een middel, na langdurig en kostenintensief proefdieronderzoek, toch schadelijk blijkt te zijn voor proefdieren wordt nog wel eens geprobeerd om aan deze uitkomst een totaal andere interpretatie te geven, namelijk dat het opeens niet meer zo relevant is. Weinig verassend gaat het in zulke gevallen dan om medicijnen die inderdaad niet per definitie schadelijk zijn voor mensen en die vaak zelfs aanslaan. Het roept direct nog een andere vraag op; wat gebeurt er met onderzoek naar kandidaatmedicijnen wanneer deze als "onveilig" worden getest op dieren, terwijl ze mogelijk wel veilig en effectief zijn voor mensen, als men de resultaten van het proefdieronderzoek wèl als relevant bestempeld? Het antwoord hierop is dat dit onderzoek vroegtijdig wordt afgebroken of dat regelgevende autoriteiten geen toestemming verlenen om het middel klinisch te testen (op menselijke vrijwilligers), op basis van de negatieve resultaten in dieren.

Dit betekent dat onderzoek naar potentieel levensreddende medicijnen nooit voltooid wordt enkel en alleen omdat men geen betrouwbare dierproefvrije technieken heeft aangewend. Ook het gegeven dat dierproefnemers in toenemende mate verwoede pogingen ondernemen om dieren meer op de mens te "laten lijken" door ze genetisch te manipuleren, in plaats van het onvermijdelijke onder ogen te zien (namelijk dat de focus hoort te liggen op het menselijke model), spreekt boekdelen.

Dit alles onderschrijft enkel dat dieren niet goed "model" kunnen staan voor de mens in biomedisch wetenschappelijk onderzoek. Voor veterinair proefdieronderzoek geldt een duidelijk ethisch bezwaar; als men heeft besloten dat het moreel onacceptabel is om mensen in zetten voor bepaalde experimenten ten behoeve van mensen dan volgt daaruit logisch dat het evenzo verwerpelijk is om levende dieren te gebruiken in soortgelijke experimenten die (mogelijk) andere dieren dienen.

Bron: hier

Zijn er alternatieven beschikbaar?

Is het nu echt nodig dat al deze dieren dit soort gruwelijkheden moeten doorstaan? Nee, er zouden volgens ons vele dierenlevens gespaard kunnen worden door alternatieven te gebruiken. Je kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan:

Oogtesten:

Deze worden vaak nog altijd gedaan bij levende dieren. Bij bijvoorbeeld konijnen wordt een vloeistof (vaak gaat het om cosmetische toepassingen als oogschaduw en mascara e.d.), bij de dieren in de ogen gedruppeld. Dit kan ernstige infecties of zelfs blindheid tot gevolg hebben.
Alternatief hiervoor is het doen van deze test op bijv. ogen van kippen of koeien die afkomstig zijn uit de vleesindustrie (slachthuizen).

Huidirritatietesten:

Nu wordt er een stukje huid van het dier blootgelegd om daar een middel op te smeren om te testen. Dit kan huidirritaties opleveren of zelfs erger.
Alternatief hiervoor zijn de tests die gedaan kunnen worden op stukjes huidcel van de mens. Met de hedendaagse technieken is het al mogelijk om uit huidcellen stukjes huid te laten groeien, die weer gebruikt kunnen worden voor dit soort onderzoek.

Immunologische technieken:

Kinderen worden als ze klein zijn ingeënt tegen verschillende ziektes. Het lichaam leert dan hoe het de ziekte moet bestrijden doordat er (onschadelijke) ziektekiemen worden ingespoten. Vroeger werden apen en bijv. muizen ziekgemaakt, om vervolgens het virus uit hun lichaam te halen om er een vaccin van te maken. Alternatief is: De ziektekiemen te kweken in lichaamscellen die in een reageerbuis in leven worden gehouden. Hierdoor hoeven dieren niet langer misbruikt te worden.

Oefenenen voor studenten:

Studenten en scholieren worden soms gedwongen om dieren te ontleden voor hun studie. Hiervoor worden veel dieren gebruikt elk jaar weer, in bijna elk land in de wereld. Vele duizenden en duizenden dieren sterven om die reden.
Alternatief is: Dit soort ontledingen e.d. via de computer te laten doen. Er zijn reeds een aantal simmulatieprogramma's voor studenten te verkrijgen. Tests hebben uitgewezen dat deze manier van studeren geen negatieve invloed heeft op de studie resultaten van de leerling. In Amerika worden op een aantal universiteiten al dit soort programma's gebruikt.

Robots:

Ook veel onderzoek wat gedaan werd/wordt op dieren kan vervangen worden door robots. Je kunt in de eerste plaats denken aan testen met bijv. botsproeven voor auto's. Hiervoor werden vroeger levende dieren gebruikt. Tegenwoordig zijn deze al vervangen door geavanceerde robots, die bovendien een veel duidelijker beeld geven wat de gevolgen van een botsing kunnen zijn. Een ander voorbeeld is dat bepaalde processen van ingewanden beter gevolgt kunnen worden via een computergestuurd nepmodel, dan via hetzelfde orgaan afkomstig van een dier. TNO heeft bijvoorbeeld een glazen maag-darm kanaal nagemaakt. Hiermee kunnen giftigheidstests gedaan worden zonder dat er nog dieren voor nodig zijn.

Menselijk onderzoek:

Bijna alle dieren die in onderzoek gebruikt worden, zijn bedoeld om uiteindelijk mensen beter te maken. Niet alleen in medische zin, maar ook het uiterlijk en veiligheid van de mens vallen hieronder. Alternatief: Het doen van onderzoek op mensen heeft altijd een voorkeur boven dezelfde testen op dieren. In het verleden is reeds gebleken dat medicijnen getest op dieren in de praktijk dodelijk waren voor mensen. Mensen kunnen bijvoorbeeld ook huidirritatietesten doen. Helaas blijkt in de praktijk ook vaak dat terminale patienten (kanker, aids) geen medicijnenen mogen uitproberen omdat ze nog niet op dieren getest zijn. Dit omdat het gevaar voor de gezondheid zou kunnen opleveren. Vertel dat maar eens aan iemand die ligt te sterven...

Zo zijn er nog een flink aantal andere alternatieven beschikbaar voor dierproeven. Jammer genoeg vinden bedrijven en regeringen het nog geen tijd om dit soort veranderingen door te voeren. Het kost natuurlijk geld om dit soort alternatieven te ontwikkelen. Maar vooralsnog wordt er meer geld gestoken in het onderzoek naar dieren (500 miljoen) dan dat er besteed wordt aan het zoeken naar alternatieven (3.5 miljoen).

Bron: hier